Het is altijd een openbaring, zo’n congres. Een maand geleden, op 22 maart 2016 (ja, de dag van de aanslagen in Zaventem en Maalbeek) zat ik op het Vlaams Congres Verkeersveiligheid. Te luisteren naar… tja, vooral naar cijfers.
Spreadsh*ts
Het begon al bij de speech van Vlaams minister van Mobiliteit Ben Weyts. Hij verkondigde dat het aantal slachtoffers bij auto-inzittenden de laatste 10 jaar merkbaar gedaald was. Leve het beleid (van zijn voorganger)! Of werden onze kooien van Faraday gewoon een stuk veiliger? Aan de binnenkant welteverstaan.
Even later is het de beurt aan Peter van der Knaap, directeur van het SWOV uit Nederland. Daar is er de laatste jaren een daling vastgesteld van het aantal verkeersdoden. Hoera! Maar blijkbaar is er wel een stijging van het aantal ernstige verkeersgewonden. Zegt dit iets over het verkeersveiligheidsbeleid, of over de toegenomen kennis in de gezondheidszorg?
Meten is (bijna) weten
Even later volg ik de themasessie ‘Risicogedrag in het verkeer’. Uitgebreid onderzoek heeft aangetoond dat de sociale omgeving een belangrijke invloed heeft op het risicogedrag van jongeren in het verkeer. Tiens. En hoeveel heeft dat onderzoek gekost? Er wordt vanuit het publiek gevraagd naar de betrouwbaarheid van het onderzoek, aangezien het gebaseerd is op zelf gerapporteerd gedrag. Relevante vraag, interessant antwoord: de resultaten werden gecorrigeerd door de resultaten van een andere studie toe te passen die onderzocht heeft hoe ‘sociaal wenselijk’ bepaalde doelgroepen op dit soort vragen antwoorden. Hoezo, congres en humor gaan niet samen?
Weg met die mannen
Na de pauze wordt het pas echt interessant (hoewel de sandwiches ook wel op mijn aandacht kunnen rekenen) met het debat ‘hoe focussen op specifieke doelgroepen?’. Het wordt op gang getrokken met alweer een onderzoek. Vooral jonge mannen blijken een grote risicofactor te zijn, dus moeten we daar niet op focussen bij campagnes? Ik ben het volmondig eens. Schrijf ‘weg met die mannen’ in mijn schriftje en kijk op mijn horloge. Nog een uur te gaan. Er worden boude stellingen gedaan. Ja, we moeten die mannen sensibiliseren (het woord ‘stoere campagnes’ valt). Ja, de techniek gaat het allemaal oplossen (want dan rijdt de auto, niet de man). Maar ja, cowboys gaan er altijd zijn. Het hele debat lang wordt er niet verder gekeken dan de motorkap. Ik kijk naar de mannen, maar de knappe exemplaren zijn zich waarschijnlijk aan het uitleven in hun auto.
Een klein verschil (+50%)
Tot slot ga ik luisteren naar de workshop rond enkelvoudige fietsongevallen. Of ‘waarom fietsers zomaar van hun fiets donderen’, zoals een congrescollega het plastisch omschrijft. En daar verschijnen alweer de statistiekjes. Wout Baert van Fietsberaad Vlaanderen zegt dat 87% van de fietsers die in het ziekenhuis belandt, daar ligt door enkelvoudige ongevallen. Als ik even doordenk wil dat zeggen dat slechts 13% in het ziekenhuis komt na een niet-enkelvoudig ongeval. En dat terwijl er volgens de politie steeds meer ongevallen zijn met fietsers. Waar gaat de rest naartoe? Het mortuarium?
En als even later blijkt dat ook de omschrijving ‘botsing tegen openstaand portier’ als enkelvoudig ongeval wordt gerekend, worden mijn twijfels over de cijfers concreet. Maar de zelfrijdende auto bestaat al, dus waarom zouden er geen zelfopenende portieren zijn?
Aanvullend komt Koen Putnam van de Vrije Universiteit Brussel de cijfers van de ziekenhuisregistratie presenteren. Hij vertelt een heel ander verhaal. Namelijk dat een grote meerderheid van de fietsers die in het ziekenhuis belanden, daar komen na een ongeluk met een gemotoriseerd voertuig. Klinkt aannemelijker, toch? Hij spreekt over 35% ongevallen met niet-gemotoriseerd verkeer, wat dus wil zeggen dat er wel een andere voetganger of fietser bij betrokken kan zijn. Het aantal echt enkelvoudige ongevallen ligt dus nog (iets) lager.
Of hoe je maar even meer dan 50% verschil kan krijgen tussen cijfers die beweren hetzelfde te meten. Wat statistieken vooral niet vertellen is wat er exact wordt gemeten. Alles wat je wel meet, wordt beïnvloed door wat je niet meet. Die keuze wordt ingegeven door allerlei factoren. Volledige kenbaarheid en meetbaarheid is een grootheidswaan die we blijkbaar sinds de Verlichting niet meer van ons af willen schudden. En toch zou het in dit verhaal helpen om alles eens zonder de cijfertjes te bekijken. De conclusie van Bob D’hoedt uit het kabinet van Ben Weyts is simpel: all we need is more data.
Ik ben het er volledig mee oneens. All we’ll get is less time.