mobiliteit

Filerijden, of afwassen?

Ik moest lachen toen ik hem voorbij fietste. De auto, én de spreuk. Het leek een staaltje van zelfrelativering, een knipoog naar het leven. Al bedacht ik, toen ik de toch niet zo jolige chauffeur passeerde, dat het misschien een tweedehandse wagen was, ééntje met superlijm. Of geleend van zijn vrouw. Of van een vroegere periode uit zijn leven. Toen er nog te lachen viel.

Wie in de file staat, moet niet afwassen

Er valt natuurlijk heel wat over te zeggen.
Dat de spreuk uit de tijd van voor de afwasmachines moet stammen, bijvoorbeeld. Maar bestond de file toen al wel?
En van voor de emancipatie. Alsof een vrouw niets beter te doen heeft dan af te wassen als haar man in de file staat. Zoals zelf in de file staan, om dat andere maar niet te noemen.
Of misschien moet er worden doorgedacht. Wie in de file staat, kan niet koken, en heeft dus ook geen afwas die zich opstapelt. Hooguit een afvalberg.
Of puur praktisch: geen pompbak in de auto, dus geen afwas in de file.
Of dramatischer: als het eeuwig file is, geraak je nooit thuis, en moet je dus niet afwassen.
Iets filosofischer gaat het in de trant van: er zijn erger dingen in het leven dan in de file staan. Moeten afwassen bijvoorbeeld.
Of om het met een economische bril te bekijken (erg in trek tegenwoordig): als je in de file staat, sta je daar hopelijk niet voor je plezier, maar omdat je werkt, en dus centjes verdient, en dus een vaatwas of een poetshulp kan betalen. Bye-bye afwas.

Of misschien is het, zoals mijn eerste reactie was, gewoon om mee te lachen.
“Ja, zo kan je het ook bekijken”, dacht ik, en ik lachte de hele file voorbij, lachte nog steeds toen ik mijn voordeur open deed, bleef lachen tijdens het eten en stopte pas toen het tijd was voor de afwas.

Ode aan de trein

Ik hou van de trein. Een uurtje op, een uurtje af. Als het meezit. Ah, het is maar voor een jaar. Ik koos er bewust voor. En de trein, dat is altijd een beetje reizen.

In en met de tijd. Tijd om boeken te verslinden, kranten te lezen of te delen. Stukje hier. Gesprekken te beginnen met oude of nieuwe bekenden. Of af te luisteren. Stukje daar. Spontane ontmoetingen. En her-ontmoetingen. Ook met mezelf. Gelukkig vervliegen inzichten even snel als het landschap. Met weten komen zorgen.

In de winter is het koud, in de zomer is het warm. Op de trein extreem, of net andersom. Ook airco heeft zijn nadelen. En treinreizigers klagen graag. Eén toilet, twee rijen starende mensen, een extreem traag sluitende deur. Die plots besluit terug open te gaan als je de hendel vergeet om te draaien. Stopcontacten boven de vierzitten, bungelende smartphones, eenzaten met veel ruimte. Er blijkt een probleem met een voorgaande trein.

Een verminderde samenstelling brengt mensen dicht bij elkaar. Een knappe conducteur geef ik graag mijn kaartje. En soms ga ik op avontuur. Naar een eenzame eindhalte ergens in het Meetjesland. Van daaruit is het naar nergens. Of naar Gent. Het is kwart na drie, en er is een defect aan het sein.

‘Onze treinbegeleider moet aan elk sein uitstappen om een papier in te vullen. Gelieve ons te verontschuldigen voor de vertraging die we vermoedelijk daardoor zullen oplopen’. Juist, humor. Dat was ik nog vergeten.

Zijt ge niet beschaamd?

Ja. En nog geen klein beetje. Ik betrap mezelf nog elke dag. Niemand is perfect. Maar ik probeer. En ik begrijp het niet. Hoe na een tragisch ongeval nog steeds zoveel mensen durven suggereren dat een fietser het ergens zou zoeken. Dat uitkijken enkel een plicht is voor degene die het meest gekwetst kan worden. Dat niemand schuldig is, enkel de ander. En de infrastructuur, en de politiek.

Ik maak me elke dag wel eens kwaad. Op iemand die rakelings langs mijn nog niet zo stuurvaste zoontje scheurt (hoort dat jongetje niet op het voetpad!). Op een witte bestelwagen die – opnieuw, blijkbaar is dat een structureel probleem – met acute pech op het voetpad geparkeerd staat. Op de zoveelste camionette van HelloFresh die met een Nederlandse nummerplaat ‘lokale’ producten komt afleveren aan een groeiende gemeenschap van goedgelovigen. Misschien is het een idee voor de leeggelopen kerken: hosties via Bol.com…

Ik ben me nochtans bewust van mijn medeplichtigheid. Mijn nieuwe laptop komt ook van zo’n too big to fill webwinkel. Al heb ik toen bewust gekozen voor een levering aan het postkantoor. Kwestie van die last mile en mijn geweten toch maar wit te fietsen. En uiteindelijk bleek dat – raar maar waar – sneller dan een thuislevering te zijn (al stond er op hun website van niet). Maar natuurlijk kan ik me dat enkel permitteren omdat ik al eens tijdens de openingsuren van De Post onderweg kan zijn naar nergens. Al is dat ‘nergens’ vooral filosofisch op te vatten. Als in nergens in het bijzonder en eigenlijk overal. In geen geval, en laat dat duidelijk zijn, doel ik daarbij op een dode noch andere hoek van een (vracht)wagen.

Motomodel*

De meesten hadden het over prinses of model worden, ik zag mezelf al aan het stuur van een Boeing 747. Mijn woon-werkverkeer zou ik afleggen met de motor. Zo klaar als een klontje. Ik was een jaar of tien.

Nu ben ik er drie keer tien, en vliegen met een vliegtuig doe ik liever met een film voor mijn neus dan met een instrumentenbord. Ik heb het al eens gedaan, in zo’n sportvliegtuigje, en dat was best intens. Maar laat ik gewoon eerlijk zijn en zeggen dat piloot, omwille van allerlei enorm uiteenlopende redenen, voor mij niet langer een droomjob is.

Dat andere deel uit mijn droom, daar heb ik nu werk van gemaakt. Misschien als een soort van compensatie. Als ik niet hoog kan vliegen, dan misschien wel laag.

Waar gaat het eigenlijk om? Om helemaal niets. Maar ook om alles. Is het leven niet te kort om onszelf al te veel beperkingen op te leggen? De waarde van iets wordt vooral bepaald door datgene wat je ervoor moet opgeven. Dus laat mij even de analyse maken:

Het verlies

Wat moest ik ervoor opgeven? Mijn blauwe plekkenloze benen. Mijn groene imago (schoot toch al niet veel meer van over). Minstens de helft van mijn spaarrekening (idem). Mijn roze papieren vodje met foto van achttienjarige ikke. Dat had ik misschien wel graag gehouden. Maar goed. Tijd vliegt. Ook de eeuwige jeugd moet je ooit eens teruggeven aan de staat.

De winst

Wat kreeg ik ervoor in de plaats? Pijn. Stress. Adrenaline. Trots. Een roos bankkaartje met veel A’tjes en een B. Een gevoel dat ik iets bereikt heb, een jeugddroom die eindelijk is waargemaakt. Het geeft me meer dan ooit het gevoel dat je moet gaan voor waar je in gelooft, mits met mate. Zonder n voorlopig. Wie zich trouwens geroepen voelt, mag zich melden. Ik zoek nog rijgezelschap. Stoere vrouwen en knappe mannen. Liefst niet andersom, want dan voel ik mij geïntimideerd  🙂

* Een Yamaha Fazer, voor wie het moet weten. Hij wou niet mee op de foto.

Een streepje statis(kri)tiek

Het is altijd een openbaring, zo’n congres. Een maand geleden, op 22 maart 2016 (ja, de dag van de aanslagen in Zaventem en Maalbeek) zat ik op het Vlaams Congres Verkeersveiligheid. Te luisteren naar… tja, vooral naar cijfers.

Spreadsh*ts

Het begon al bij de speech van Vlaams minister van Mobiliteit Ben Weyts. Hij verkondigde dat het aantal slachtoffers bij auto-inzittenden de laatste 10 jaar merkbaar gedaald was. Leve het beleid (van zijn voorganger)! Of werden onze kooien van Faraday gewoon een stuk veiliger? Aan de binnenkant welteverstaan.

Even later is het de beurt aan Peter van der Knaap, directeur van het SWOV uit Nederland. Daar is er de laatste jaren een daling vastgesteld van het aantal verkeersdoden. Hoera! Maar blijkbaar is er wel een stijging van het aantal ernstige verkeersgewonden. Zegt dit iets over het verkeersveiligheidsbeleid, of over de toegenomen kennis in de gezondheidszorg?

Meten is (bijna) weten

Even later volg ik de themasessie ‘Risicogedrag in het verkeer’. Uitgebreid onderzoek heeft aangetoond dat de sociale omgeving een belangrijke invloed heeft op het risicogedrag van jongeren in het verkeer. Tiens. En hoeveel heeft dat onderzoek gekost? Er wordt vanuit het publiek gevraagd naar de betrouwbaarheid van het onderzoek, aangezien het gebaseerd is op zelf gerapporteerd gedrag. Relevante vraag, interessant antwoord: de resultaten werden gecorrigeerd door de resultaten van een andere studie toe te passen die onderzocht heeft hoe ‘sociaal wenselijk’ bepaalde doelgroepen op dit soort vragen antwoorden. Hoezo, congres en humor gaan niet samen?

Weg met die mannen

Na de pauze wordt het pas echt interessant (hoewel de sandwiches ook wel op mijn aandacht kunnen rekenen) met het debat ‘hoe focussen op specifieke doelgroepen?’. Het wordt op gang getrokken met alweer een onderzoek. Vooral jonge mannen blijken een grote risicofactor te zijn, dus moeten we daar niet op focussen bij campagnes? Ik ben het volmondig eens. Schrijf ‘weg met die mannen’ in mijn schriftje en kijk op mijn horloge. Nog een uur te gaan. Er worden boude stellingen gedaan. Ja, we moeten die mannen sensibiliseren (het woord ‘stoere campagnes’ valt). Ja, de techniek gaat het allemaal oplossen (want dan rijdt de auto, niet de man). Maar ja, cowboys gaan er altijd zijn. Het hele debat lang wordt er niet verder gekeken dan de motorkap. Ik kijk naar de mannen, maar de knappe exemplaren zijn zich waarschijnlijk aan het uitleven in hun auto.

Een klein verschil (+50%)

Tot slot ga ik luisteren naar de workshop rond enkelvoudige fietsongevallen. Of ‘waarom fietsers zomaar van hun fiets donderen’, zoals een congrescollega het plastisch omschrijft. En daar verschijnen alweer de statistiekjes. Wout Baert van Fietsberaad Vlaanderen zegt dat 87% van de fietsers die in het ziekenhuis belandt, daar ligt door enkelvoudige ongevallen. Als ik even doordenk wil dat zeggen dat slechts 13% in het ziekenhuis komt na een niet-enkelvoudig ongeval. En dat terwijl er volgens de politie steeds meer ongevallen zijn met fietsers. Waar gaat de rest naartoe? Het mortuarium?

En als even later blijkt dat ook de omschrijving ‘botsing tegen openstaand portier’ als enkelvoudig ongeval wordt gerekend, worden mijn twijfels over de cijfers concreet. Maar de zelfrijdende auto bestaat al, dus waarom zouden er geen zelfopenende portieren zijn?

Aanvullend komt Koen Putnam van de Vrije Universiteit Brussel de cijfers van de ziekenhuisregistratie presenteren. Hij vertelt een heel ander verhaal. Namelijk dat een grote meerderheid van de fietsers die in het ziekenhuis belanden, daar komen na een ongeluk met een gemotoriseerd voertuig. Klinkt aannemelijker, toch? Hij spreekt over 35% ongevallen met niet-gemotoriseerd verkeer, wat dus wil zeggen dat er wel een andere voetganger of fietser bij betrokken kan zijn. Het aantal echt enkelvoudige ongevallen ligt dus nog (iets) lager.

Of hoe je maar even meer dan 50% verschil kan krijgen tussen cijfers die beweren hetzelfde te meten. Wat statistieken vooral niet vertellen is wat er exact wordt gemeten. Alles wat je wel meet, wordt beïnvloed door wat je niet meet. Die keuze wordt ingegeven door allerlei factoren. Volledige kenbaarheid en meetbaarheid is een grootheidswaan die we blijkbaar sinds de Verlichting niet meer van ons af willen schudden. En toch zou het in dit verhaal helpen om alles eens zonder de cijfertjes te bekijken. De conclusie van Bob D’hoedt uit het kabinet van Ben Weyts is simpel: all we need is more data.

Ik ben het er volledig mee oneens. All we’ll get is less time.

Een tent in Gent – naar keuze te interpreteren

Een kortje deze keer. Omdat het al te lang geleden is en ik er terug moet in komen. Omdat ik wel wat andere zaken aan mijn hoofd heb tegenwoordig. Of omdat het gewoon te mooi weer is en ik mijn tijd verdoe aan terrasjes en wel wat andere zaken in mijn hoofd heb tegenwoordig. Interpreteer maar naar keuze.

Dat deed trouwens ook een rederij in Gent die een feestje gaf vorig weekend op een brug in Gent. Ze hadden toestemming gevraagd aan het stadsbestuur om een tent te plaatsen op de brug, en hadden die ook gekregen. Mits dat het advies gevolgd werd dat er twee meter doorgang moest blijven voor fietsers en voetgangers. En dat advies werd door de organisator tot op de letter gevolgd: twee meter doorgang werd vrijgehouden… Aan de voor- en achterkant van de tent.

Een dergelijke creatieve actie kan je moeilijk onsympathiek noemen. Het opent ook heel wat mogelijkheden. Fietspad te smal? Hoe kom je daarbij? Wij meten gewoon in de andere richting. Nog nooit zo’n breed fietspad gezien.

Eén meter zijdelingse afstand bij het voorbijsteken? Natuurlijk! Alleen hield ik die afstand aan mijn linkerzijde. Even goed, toch?

En hoe bedoel je, dat je van rechts kwam? Als ik nu omgekeerd op mijn fiets zat, dan kwam jij van links.

En nu is het toch nog langer geworden dan ik had gedacht. Al is ook dat voor interpretatie vatbaar.

Bron:
http://www.standaard.be/cnt/dmf20160311_02178295

Hoeveel kost je auto echt?

Het autosalon. De meesten onder ons mogen al lang niet meer onder de kerktoren wonen, één keer per jaar willen we op een zondagochtend nog eens vroeg uit de veren komen om vanuit onze afgelegen bunkers massaal een religieus evenement te gaan bijwonen. Bij die hoogmis van blik en staal horen eveneens een overvloed aan (al dan niet gesponsorde) artikels. En omdat een auto nooit genoeg aandacht kan krijgen, doe ik er maar aan mee. Giften zijn steeds welkom.

Kostprijs

Naast de resem besprekingen van auto’s die nog mooier, zuiniger en betrouwbaarder (sjoemelvrij-uitroepteken) zijn dan vorig jaar, lees ik een heleboel tips en andere nuttige informatie. Zoals hoeveel een auto echt kost. Dat lijkt me interessant. Ik lees over belastingen, verzekeringen, onderhoud en verbruik (hoewel dat laatste – zo benadrukt de auteur – echt wel meevalt-uitroepteken). En we zijn opnieuw wat wijzer.

Maar wat kost het nu echt?

En toch blijven er vragen. Ik lees niets over de impact van de productie van al die veel zuinigere auto’s op het leefmilieu. Ik leer niets bij over de invloed van de (echt wel verminderde) uitstoot op longen en metabolisme. Zelfs niets over minder ‘zweverige’ zaken zoals tijdverlies door zoeken naar een parkeerplaats, steeds ingewikkeldere parkeertarieven, levensduurverminderende stress door file of jengelende/kotsende kinderen op de achterbank, ruzie met de partner over de muziekkeuze of rijstijl, met de buren over het inpikken van ‘hun’ plekje voor de deur. En dan zwijg ik over de angst dat één van de geadoreerde objecten van de hoogmis ooit één van mijn naasten vroegtijdig naar de eeuwigheid zou verwijzen. Of misinterpreteer ik nu gewoon de term ‘kostprijs’?

Mét gratis gesjoemel

Neen, ik blijf dan wel zitten in mijn eigen salon. Mijn vervoerswijze kost me meestal wat gezucht en gezweet. Liefst geen tranen of bloed. Het geeft me wind en regen, maar ook zon in de haren. Ik hoef niet te betalen voor een fitnessabonnement waar ik nooit tijd voor heb, en doe geen moeite om idiote verplaatsingen te overwegen. Ik kan lachen, zwaaien en zelfs praten met mensen die ik toevallig tegenkom. Mijn meest geliefde vervoersmodi zijn écht zuinig en redelijk betrouwbaar. En als er al aan gesjoemeld wordt, dan is het door mezelf.

Bronnen:
http://www.standaard.be/cnt/dmf20140115_030

Mobili-tijd

Steken we allemaal niet te veel tijd in dingen die ons zogezegd tijd uit handen zouden moeten nemen? Zoals de auto? Of de computer? Of de wat-is-dit-weer-voor-bizarre-foutmelding-wasmachine?

Lekke band

Mijn fiets stond in panne deze week. Platte band. Twee keer zelfs! Tijdverspilling? Of eerder tijd om even af te stappen, te vertragen en te genieten, om rond te kijken, na te denken en bij te leren. Leren hoe dingen zich in oneindige varianten kunnen herhalen. De ene keer als een mysterieuze slijtage, de andere keer als een minuscule bruine glassplinter. Of is dat geen herhaling, als het anders is?

Bedrijfswagen, of liever wat tijd?

ArcelorMittal geeft een bedrijfswagen aan iedereen, hoorde ik een tijdje geleden. Het lijkt een democratische maatregel, maar dat is ze verre van. Een wagen betekent niet voor iedereen hetzelfde. Als die een lekke band heeft, moet ik ermee naar de garage. Wat is wel voor iedereen gelijk? Tijd. Spreek van mobili-tijd als je wil. Geef mensen een tijdsbudget. Laat ze zelf bepalen wat ze ermee doen. Stop met die eeuwige gehaastheid, geef tijd zijn waarde terug die het hoort te hebben. Het is het enige wat maakt dat we leven. Zonder tijd geen vooruitgang, zonder tijd geen productie, zonder tijd geen genot. Zonder tijd geen kwaliteit ook. En zonder tijd alleen nog maar een platte band, en nooit meer deftig kunnen fietsen.

 

 

Overstekend wild

De vakantie staat voor de deur. Kinderen kunnen niet langer achter schoolpoorten verstopt worden, dus zullen ze ergens anders naartoe moeten. Opvang, speelpleinwerking of achtertuintjes: maakt niet uit. Zolang ze maar niet op straat gaan spelen.

De goeie ouwe tijd

In de tijd van mijn ouders (toegegeven, die is misschien een beetje prehistorisch) was een auto een curiositeit. Iets waar naar gekeken werd, dat bewonderd werd. Het was een bezoeker in een straat die, toen nog, van de mensen was.

In mijn tijd (en die is heus niet prehistorisch) kon het ook nog, op straat spelen. Aan het begin van onze wijk hing er zelfs speciaal een bordje. Opgelet! Spelende kinderen. Het was een tijd waarin men aan automobilisten nog mocht vragen om af en toe even op te letten.

No man’s land

Ondertussen heeft zo’n bordje al evenveel impact als dat van overstekend wild. Niet alleen omdat de kinderen, net als het wild, uit het straatbeeld verdwenen zijn. Maar vooral omdat, als ze er wel zijn, ze ook niets anders zijn dan dat: overstekend wild.

Vele straten zijn verworden tot een no man’s land. Een plaats waar iedereen vogelvrij is en de wet van de sterkste geldt, ongeacht het aantal borden dat de grenzen ervan siert. Niemand wil in zo’n straat wonen, iedereen rijdt er wel doorheen.

Spelende kinderen

Het is mooi weer. We kunnen het met z’n allen eens proberen: de auto even aan de kant zetten en het laatste eindje wandelen. Misschien komen de kinderen dan ook weer op straat spelen. Een curiositeit. Iets dat bekeken en bewonderd wordt. Misschien zet ik er dan ook een bordje bij. Spelende kinderen.