Idee-fiets

Met voorbedachte rade

Hoe knip ik een stevig fietsslot open. Dat is mijn recentste zoekopdracht bij Google. Niet dat ik een carrière-switch overweeg (al blijf ik zo wel in de mobiliteitssector), maar ik ben alvast opnieuw een ervaring rijker. Mijn eerste stapjes richting kleine criminaliteit: een relaas.

Onschuldig

Het begon, zoals zoveel van mijn avonturen, op een onschuldig avondje op stap zonder mijn echtgenoot. Deze keer ging het richting bibliotheek. Het ging over genderbewust opvoeden. Als mama die met de motor rijdt, altijd al beter met mannen heeft kunnen opschieten en een ingangsproef voor (vrijwillig) brandweervrouw overweegt, wou ik wel eens weten hoe ik mijn jongens op een brede manier met het diverse genderverhaal laat kennismaken, zonder het aloude ‘ja maar mama zal wel de uitzondering zijn die de regel bevestigt’.

Onmogelijk

Maar het was niet die lezing die me op het slechte pad bracht. Pas erna, rond tien uur ’s avonds, volledig nuchter (ja, het kan) en met fluohesje omwikkeld, steek ik mijn sleutel in het beugelslot en… hij krakt af. Sta ik daar mooi, in mijn eentje, naast een donkere bib, lichtgevend in mijn hesje, beteuterd kijkend naar het plots veel te korte sleuteltje tussen mijn twee vingers. Waar is de rest naartoe? En waarom heb ik in godsnaam daarnet beslist om mijn fiets zo braaf met de kader aan het fietsenrek vast te hangen? Ik doe dat anders, werkelijk, nooit. Wegens onhandig met zo’n U-slot. Maar niet onmogelijk dus. Of, zo blijkt, net wel.

Onbeslist

Vervolg: tien minuten hardnekkig prutsen en hopen op een miraculeuze aaneenlijming van de twee restanten, om zo alsnog het (s)lot te kunnen keren. Natuurlijk gaat mijn brein ondertussen op zoek naar andere opties. Valt er hier iets te vandaliseren? Te forceren misschien? Maar al gauw wat praktischer: haal ik dat kinderzitje er alvast af? Lichtjes meenemen misschien? En daarna echt doelgericht: de babysit moet afgelost, ik heb nog welgeteld 20 minuten. Nu nog een kwartier.

Ongezien

Dat wordt niets. Ik neem afscheid van mijn fiets en ga op weg. Met een fluohesje op het voetpad voel ik me instant belachelijk. Het gaat niet snel genoeg om mensen niet te voelen staren (al is er gelukkig op dat uur niet al te veel volk meer op straat). Dus maar snel op zoek naar een fiets. Een kleine omweg naar het station, de Bluebike brengt me net op tijd terug (dankzij mijn fervente trapinspanningen, weliswaar). Eén euro betalen om vier euro babysit uit te sparen, faire deal toch?

Ondenkbaar

Maar daarmee heb ik mijn fiets niet terug. De blauwe fiets valt op en buren en vrienden komen spontaan af met ijzerzagen en slijpschijven (nadat ze mijn verhaal gehoord hebben natuurlijk). Morgen probeer ik het samen met mijn ouders eerst even op de subtiele manier: met ijzerdraad, figuurzaagjes en nijptangen. De tips die je op internet vindt, interessant zijn ze wel, maar of ze zullen werken? Voor alle zekerheid neem ik de spontane giften van de buren mee.

En tot het tegendeel is bewezen

Nu maar hopen dat ik morgenavond mijn blog niet moet schrijven vanuit een of ander politiebureau. Alvast hier ter verdediging: ja, het was met voorbedachte rade. Maar het gaat dan ook écht wel om mijn fiets…

Mobili-tijd

Steken we allemaal niet te veel tijd in dingen die ons zogezegd tijd uit handen zouden moeten nemen? Zoals de auto? Of de computer? Of de wat-is-dit-weer-voor-bizarre-foutmelding-wasmachine?

Lekke band

Mijn fiets stond in panne deze week. Platte band. Twee keer zelfs! Tijdverspilling? Of eerder tijd om even af te stappen, te vertragen en te genieten, om rond te kijken, na te denken en bij te leren. Leren hoe dingen zich in oneindige varianten kunnen herhalen. De ene keer als een mysterieuze slijtage, de andere keer als een minuscule bruine glassplinter. Of is dat geen herhaling, als het anders is?

Bedrijfswagen, of liever wat tijd?

ArcelorMittal geeft een bedrijfswagen aan iedereen, hoorde ik een tijdje geleden. Het lijkt een democratische maatregel, maar dat is ze verre van. Een wagen betekent niet voor iedereen hetzelfde. Als die een lekke band heeft, moet ik ermee naar de garage. Wat is wel voor iedereen gelijk? Tijd. Spreek van mobili-tijd als je wil. Geef mensen een tijdsbudget. Laat ze zelf bepalen wat ze ermee doen. Stop met die eeuwige gehaastheid, geef tijd zijn waarde terug die het hoort te hebben. Het is het enige wat maakt dat we leven. Zonder tijd geen vooruitgang, zonder tijd geen productie, zonder tijd geen genot. Zonder tijd geen kwaliteit ook. En zonder tijd alleen nog maar een platte band, en nooit meer deftig kunnen fietsen.

 

 

Doktersbezoek

Het is geen weer. Echt niet. Koud. Winderig. Het regent pijpenstelen. Bovendien is het al donker. Mijn prehistorische dynamo gaat al eens aan het slippen als het te nat is. En de batterijlichtjes zijn – natuurlijk – net nu plat.

Maar hij moet naar de dokter. Met de fiets is dat dankzij een spoorbrug en het tijdstip (avondspits) minstens een half uur sneller dan met de auto. En de afspraak is binnen een kwartier.

Dus gaat zijn muts aan. Zijn sjaal. Zijn handschoenen. Zijn regenpak. Zijn fluohesje. En bij mij van hetzelfde.

Ik vertrek en voel een groeiende tegenzin. Ik word nat, het is koud, en bovendien is het wind tegen. Ik denk terug aan hoe ik in mijn kindertijd achterop zat bij mijn mama op de fiets, in hetzelfde weer, eindeloos. Hoe ik me tegen haar rug drukte en me er niets meer van aantrok. Hoe ik er zelfs stiekem van genoot.

En dan hoor ik hem mijn verkleumde gedachten binnendringen. Hij lacht.
Wat voel ik mama?
Oe, nog één!
O nee, in mijn oog.
In mijn oog, mama!
Haha!
En dan neemt hij me vast. Hij drukt zich tegen mijn rug.

En ik fiets door. Met een grote glimlach die nog meer zou reflecteren dan onze fluohesjes. Met een warm gevoel waar geen enkele airco aan kan tippen. En de enige weerstand die ik tijdens de rest van de rit nog voel, is die van mijn dynamo. Gelukkig maar.

Dwars door alles heen

Ik ga gewoon maar even met de bakfiets om brood in de Delhaize. Blikken gaan mijn richting uit, variërend vervuld van medelijden tot lichte afschuw. Vanuit een reflex kijk ik even naar mijn éénjarige op mijn linkerarm. Geen kotsbavet? Check. Geen ontsnappingen van pamperinhoud? Check. Geen tong of andere obscene gebaren? Check. Hij ziet eruit zoals anders.

Op naar mezelf dan. Mijn outfit is meteen de hoofdverdachte. Ik geef toe dat een normaal mens bij zo’n weer waarschijnlijk niet vanonder zijn deken uit de sofa vandaan geraakt. Maar ik ben van nature een beetje tegendraads. Dus hier sta ik dan als een verzopen waterkieken in een winkel die bevolkt wordt door mensen die duidelijk niet de moeite hebben genomen om naar het KMI te luisteren. Of ze hebben hun goede raad in de toch al in overvloed aanwezige wind geslagen. Met succes! Afgaande op hun kledij is het buiten volgens sommigen dan wel koud, maar van regen kan er hoegenaamd geen sprake zijn. De meesten hebben zelfs niet ergens in hun kar of boodschappentas een jas of paraplu verstopt, en een enkeling blijkt regelrecht vanuit de woonkamer of het strand te zijn binnen’gesletst’. Geen wonder dat ik uit de toon val nu ik midden in de winkel sta met een regenpak dat eruit ziet alsof ik er zonet een bad mee genomen heb.

Zou mijn druipspoor ondertussen al voor commotie en verontwaardiging gezorgd hebben bij de onderhoudsdienst en de directie van de voor de rest vlekkeloze winkel? Ik hoor een klein revolutionair ettertje in mij stiekem in haar vuistje lachen. Niettemin ben ik dankbaar voor de korte tijd waarin ik me in de non-klimaat omgeving van de Delhaize even kan verwarmen. Eens buitengekomen zie ik twee auto’s bijna tegen elkaar rijden voor het laatste vrije plekje vlak bij de ingang. De verliezer staart me even aan en rijdt dan met gierende banden weg. Hij voelt de nattigheid al aankomen. Geen denken aan dat hij de tweede drijfnatte zonderling gaat worden die de Delhaize vandaag over de vloer krijgt. Die is net terug gekuist.

Stakingsdag

Bijna was ik het vergeten, als ik niet op weg naar school die stakingspost was voorbijgereden. Het ging er daar trouwens gezellig aan toe: een kampvuurtje (en ik met verkleumde vingers op de fiets), gebabbel (ik had buiten mijn nog slaperige kinderen geen ander gezelschap) en naar wat ik kon zien een goede voorraad vloeibare en minder vloeibare ondersteuningsmiddelen. Je zou voor minder naar het werk gaan (of net niet).

Maar swat. Aangezien ik me vandaag niet hoef te verplaatsen met het openbaar vervoer, noch aangewezen ben op de auto, zou een dag als deze bijna onopgemerkt voorbij moeten gaan. Afgezien van het feit dat mijn man er een uur vroeger vandoor is (om de files voor te zijn), ik de kinderen alleen uit bed moet halen en klaarmaken (ze deden mee aan stakingsdag), en mijn man een uur en half later zuchtend laat weten dat hij eindelijk op het werk is (files omzeilen was dus mislukt), was er niets dat mij aan een stakingsdag kon doen denken.

Of toch?

Want bij nader inzien was het onderweg naar school erg rustig op de baan. Eens geen grote vrachtwagen die net tijdens schooltijd zo nodig moest passeren naar het bedrijf met de stakingspost. Minder immer gehaast woon-werkverkeer dat rakelings langs mijn bakfiets passeert. Iets meer papa’s aan de schoolpoort (of beeld ik mij dat laatste in). Kortom, een toch iets aangenamere sfeer.

Voor mij mag het misschien dan toch alle dagen stakingsdag zijn. Al hoeven de kinderen niet zozeer mee te doen. En de papa mag van mij ook eens aan de schoolpoort staan in plaats van in de file. En ik dan aan het werk. Bij het vuurtje, het gezelschap en het eten. Als dat geen ideale wereld is.